Modellen Voor Organisatievolwassenheid – In 3 Minuten

Door: Karin Zwiggelaar

Volwassenheidsmodellen worden steeds meer door organisaties gebruikt om over een objectieve manier hun eigen prestaties te vergelijken met die van branchegenoten. Ook op het terrein van projectmatig werken zijn en worden volwassenheidsmodellen ontwikkeld om de bekwaamheden van de organisaties in het managen van projecten en programma’s te kunnen meten en te verbeteren. We noemen deze modellen: Project Management Organisatie Volwassenheidsmodellen (PMOV’s).

Bovendien is een volwassenheidsmodel een zeer belangrijke leidraad bij het vinden van de weg die een organisatie helpt met het verbeteren van het absorptievermogen: het vermogen te anticiperen of te reageren op een verandering in de markt. Soms is dat zelfs noodzakelijk om te kunnen overleven.

De valkuil van een volwassenheidsmodel is de valkuil van feitelijk elk model. Het model, dus de vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, moet niet worden verward met deze werkelijkheid. Het gebeurt regelmatig dat men de realiteit niet langer beschouwt en zich verlaat op wat een model – in de simplificatie van de realiteit – aangeeft. Men gaat in dergelijke situaties sturen op wat dankzij het model wordt aangeduid, raakt daarbij verblind en ziet niet langer dat deze sturing tot ongewenste resultaten leidt.

De meeste volwassenheidsmodellen beschrijven nauwkeurig over welke vaardigheden een organisatie moet beschikken voor een bepaald volwassenheidsniveau. Zo schrijft het OPM3-model precies voor welke ‘best practices’ de organisatie moet gebruiken en welke ‘capabilities’, ‘outcomes’ en ‘KPI’s’ ingericht moeten zijn om te voldoen aan een bepaalde volwassenheid. CMMi vereist dat per volwassenheidsniveau een aantal ‘process areas’, ‘specific goals’,‘generic goals’, ‘specific practices’ en ‘generic practices’ aanwezig zijn.

Wat deze modellen te weinig doen, is aangeven waartoe een bepaalde volwassenheid dient. Anders gezegd: Wie kan vertellen of het voor een andere organisatie zinvol is veel geld te investeren om niveau 5 van CMMi te bereiken?

We noemen hier de vier belangrijkste volwassenheidsmodellen. Die allen tevens (min of meer) open source zijn:
1. CMMi
2. OPM3
3. P3M3
4. MINCE

CMMI

CMMi is de afkorting van Capability Maturity Model Integration. De naam bevat de term ‘integratie’ (Integration). Dit is gedaan omdat CMMi een raamwerk is, bestaande uit een aantal organisatievolwassenheidsmodellen. Deze beschrijven gezamenlijk de benodigde bekwaamheden
voor het organisatiebreed ontwikkelen, aankopen en onderhouden van producten en diensten. CMMi® is een procesverbeterraamwerk. Het beschrijft welke proceselementen ingericht moeten zijn bij elk van de volwassenheidsniveaus.

CMMi bestaat uit twee onderdelen:
1. CMMi voor Development (CMMi-DEV)-versie 1.2 is uitgebracht in augustus 2006. Dit deel behandelt het ontwikkelproces voor producten en diensten.
2. CMMi voor Acquisitie (CMMi-ACQ)-versie 1.2 is uitgebracht in november 2007. Dit deel behandelt supply chain management, acquisitie, en outsourcingprocessen, zowel in de publieke als in de private sector.
De modellen zijn beschreven in twee documenten. Deze documenten zijn vrij verkrijgbaar via de website van het SEI (Software Engineering Institute) (http://www.sei.cmu.edu/cmmi/index.html).

OPM3

OPM3 staat voor Organizational Project Management Maturity Model. OPM3 is ontwikkeld tussen 1998 en 2003 onder leiding van het Project Management Institute (PMI). De aanpak biedt een raamwerk voor het beoordelen (assessment) en het verbeteren (improvement) van de bekwaamheden van een organisatie op het gebied van portfoliomanagement, programmamanagement en projectmanagement.
OPM3 is opgebouwd uit drie elementen: de zogenaamde knowledge foundation, de assessmentaanpak en de verbetering (improvement).

P3M3

P3M3 staat voor Portfolio, Programme and Project Management Maturity Model, en werd begin 2006 door Office of Government Commerce (OGC) uitgegeven. In juni 2008 heeft OGC de tweede versie van P3M3 uitgegeven. Het is een beschrijvend referentiemodel dat de toenemende kennis over programmamanagement en de groeiende erkenning en definitie van portfoliomanagement binnen verschillende branches omvat. De aanpak biedt een toolkit voor het beoordelen (assessment) en het verbeteren (improvement plans) van de huidige prestaties van een organisatie op het gebied van portfoliomanagement, programmamanagement en projectmanagement. P3M3 levert meetbare resultaten op basis van best practices.
P3M3 is opgebouwd uit drie modellen: Portfolio Management (PfM3), Programme Management (PgM3) en Project Management (PjM3). Deze modellen zijn met elkaar verbonden maar niet afhankelijk van elkaar, waardoor ze los van elkaar gebruikt kunnen worden. Zo kan een organisatie bijvoorbeeld beter zijn in programmamanagement dan in projectmanagement.
P3M3 is, net als CMM van SEI, beschreven volgens de vijf niveaus van het framework voor procesvolwassenheid (awareness, repeatable, defined, managed, optimized).

MINCE

MINCE (Maturity INcrements IN Controlled Environments) is een onafhankelijke, open standaard. Versie 1.0 is in oktober 2007 beschreven door de MINCE2 Foundation (http://www.MINCE2.org). Deze non-profitorganisatie is de eigenaar van het framework.

In het kort gesteld beschouwt MINCE organisaties holistisch, op basis van zes perspectieven, bij elk behoort een volwassenheidsniveau van 1 (laag) tot en met 5 (het hoogst haalbare). Dit gebeurt mensgericht, door vast te stellen hoe de medewerkers de situatie ervaren. Zodra de volwassenheid bij elk van de perspectieven bekend is, draagt MINCE mensgerichte verbetersuggesties aan in de vorm van Action Flavors. Door het implementeren daarvan wordt de organisatie op een hoger volwassenheidsniveau gebracht.
Op basis van de zes perspectieven (MINCE spreekt van Towers), vijf volwassenheidsniveaus (Levels) en de vijf verschillende richtingen waarin elk van deze Towers en Levels wordt beschouwd(Criteria), is in het geheel sprake van maximaal honderdvijftig combinaties.